MIDDELEN
Ikzelf had gesproken taal en lichaamstaal als gereedschappen om optimale suggestie te bewerkstelligen, en vond het heerlijk om improviserend te vertellen. Dat gaf vrijheid van spreken, en tegelijkertijd ruimte mee te denken tijdens het vertellen, om ter plekke commentaar te blijven geven... Het publiek en de verteller, beiden in het hier en nu, kunnen zo ook een 'samenwerking' aangaan.
Soms hebben verhalen behoefte aan muziek: dan werkte ik graag met een of meer muzikanten, een enkele keer zelf met een groot orkest! Maar, eerder en belangrijker, ik had ritme en muzikaliteit in mijn wijze van vertellen. Het verhaal gaat daar van glanzen en gloeien, de luisteraar blijft er sneller bij betrokken.
Een verteller moet dus op zoek gaan naar haar of zijn talenten en 'gereedschappen', om daarmee een eigen taal te verwerven...
Tijdens mijn vertelling hield ik van visuele soberheid. Op een kaal toneel kon ik me snel verplaatsen door tijd en ruimte, terwijl ik zelf op mijn vertelplek (mijn hoge kruk) kon blijven zitten.
Ook kon ik op die kruk snel wisselen van actie naar innerlijke bespiegeling, simpelweg door mijn intentie, houding en blik te veranderen. Daar had ik geen volgspot of decor voor nodig. Enkele attributen volstonden meestal, steeds vaker bleven die achterwege: soberheid geeft vrijheid.
Een vaardig verteller bindt 'simpelweg' het publiek aan zich, door zich te richten op de vertellende en de beeldende kracht van taal en een verhaal.
BRONNEN
De bronnen waaruit een verteller kan putten lijken bijna onbeperkt:
* Het paradoxale leven zelf.
* De krant of simpeler het nieuws van alledag.
* De waan én de kracht van onze tijd en onze overdenkingen daarbij.
* Onze sprookjes en mythen, onze heilige en onheilige boeken.
* De (bijna verloren gegane) tradities.
* De grote (theater) literatuur.
Een goed verteller laaft zich aan vele bronnen, luistert, leest,
zoekt, kijkt om zich heen en naar binnen, denkt na, zoekt naar
woorden en... begint te vertellen!